De Vlaamse Heuvels is een heuvelgebied in de Westhoek, over de grens van de Belgische provincie West-Vlaanderen en het Franse Noorderdepartement zet het heuvelgebied zich verder. De Vlaamse Heuvels zijn getuigenheuvel of Diestiaanheuvel. Dit is in Vlaanderen de benaming voor een heuvel met een bepaalde geologische oorsprong. De zandlaag in de heuvel is daarbij een aanduiding ('getuige') voor welke zandafzetting er ooit over het hele landschap lag.
Historisch
De Vlaamse Heuvels hebben vaak beboste heuvelruggen, omgeven door open landbouwgebied. De Recoletteberg is dan weer eerder geslotener van karakter. Rondom Casselberg zijn er de romeinse wegen. De Vlaamse Heuvels werden in oorlogstijd strategische posities.
Visueel
Je ziet een open gebied rondom de heuvels, dicht beboste gebieden op de heuvels en vele weidse en panoramische zichten. De Heuvels zijn belemmeringen van het zicht in de wijdere context.
Ruimte en structuur
Beekvalleien, vaak omgeven door een groene zone, geven de structuur van de regio weer. Romeinse wegen vertrekkend vanuit Cassel als duidelijk lineaire bakens in het landschap. De bosstructuren bovenop de heuvels zijn ook structuur bepalend.
Geologie
Tertiair
Diestiaan
Getuigenheuvels van het Diestiaan. De bergen verschenen aan het einde van het Mioceen. Destijds bedekte de zee de regio. Toen het zich terugtrok, werd het afgezette zand blootgesteld aan erosie , vormde hun oxidatie zandsteen en vormden de oude duinen de bergen.
Fysisch
Getuigenheuvels, met bossen op de top. Tijdens het Mioceen steeg de heuvelkam van Artesië en kwam vooral het zuidwesten van Vlaanderen boven de zeespiegel te liggen.
Bodem
In de Vlaamse Heuvels heb je kleigronden in de valleien en zandige leemgronden op de flanken van de heuvels. Aangenomen wordt dat sommige zandlagen meer weerstand boden tegen landerosie, omdat ze permeabeler (meer doordringbaar) waren waardoor regenwater minder afstroomde maar eerder in de ondergrond drong. Tevens zijn zones in die zandlagen aaneengeklit door limoniet. Zo ontstonden ijzerzandsteenzones, die meer weerstand boden aan erosie dan het niet-aaneengeklitte zand. Afhankelijk van de plaats, bevindt er zich een andere zandlaag in de top van de heuvels.
Landschappelijke systemen binnen deze eenheid :
///
Les Monts de Flandres sont des collines témoins ou des collines diestiennes. Il s'agit en Flandre de la dénomination donnée à une colline ayant une certaine origine géologique. La couche de sable dans la colline est à cet égard une indication (« témoin ») du sédiment sableux présent jadis dans tout le paysage.
D'un point de vue historique
Les Monts de Flandres présentent souvent des crêtes boisées, entourées d'une zone agricole ouverte. Le mont des Récollets est, quant à lui, plutôt plus fermé de caractère. Autour du mont Cassel, il y a les voies romaines. Les Monts de Flandres ont été des positions stratégiques en temps de guerre.
D'un point de vue visuel
On voit une zone ouverte autour des collines, des zones densément boisées sur les collines et de nombreuses vues dégagées et panoramiques. Les Monts sont un obstacle à la vue dans le contexte plus large.
Espace et structure
Les vallées des ruisseaux, souvent entourées d'une zone verte, reflètent la structure de la région. Les voies romaines partant de Cassel sont des repères linéaires clairs dans le paysage. Les structures boisées en haut des collines sont également déterminantes.
Géologie
Tertiaire
Diestien
Collines témoins du diestien. Les collines sont apparues à la fin du miocène. À l'époque, la mer recouvrait la région. Lorsqu'elle se retira, les sables déposés furent exposés à l'érosion, leur oxydation forma du grès et les anciennes dunes formèrent les monts.
D'un point de vue physique
Collines témoins, agrémentées de forêts au sommet. Pendant le miocène, la crête d'Artois s'est formée et le sud-ouest de la Flandre, principalement, s'est retrouvé au-dessus du niveau de la mer.
Sol
Dans les Monts de Flandres, on a des sols argileux dans les vallées et des sols sablo-limoneux sur les flancs des collines. On suppose que certaines couches de sable ont mieux résisté à l'érosion, parce qu'elles étaient plus perméables ; l'eau de pluie s'est alors moins écoulée et a plutôt pénétré le sous-sol. En outre, on trouve des zones dans ces couches de sable qui sont associées à de la limonite. C'est ainsi que sont apparues des zones de grès ferrugineux, qui ont mieux résisté à l'érosion que le sable non associé. En fonction de l'endroit se trouve une autre couche de sable au sommet des collines.
Systèmes paysagers dans cette unité :
Landschappelijke eenheid /// Unité paysagère | E0000
Hieronder vind je de landschapssysteem waaruit deze eenheid bestaat /// Retrouvez les systèmes paysagers constituant cette unité ci-dessous
