Het Hoppeland strekt zich zowel uit in België als in Frankrijk. Het vormt een waterscheidingskam tussen de Ijzer en de Vleterbeek, beekvalleien zonder alluvium en het reliëf varieert van vlak tot zacht golvend. In het zuiden stijgen de hoogtelijnen tot 75 meter in de aanloopzone van de West-Vlaamse heuvels toe.

Historisch

Het Hoppeland is een gebied met een wegenpatroon en percelering grotendeels volgens de Ferrariskaart en je ziet een grote concentratie aan hoeven in traditionele baksteenarchitectuur. 

(18de-19de eeuw). De resten van groot boscomplex ter hoogte van St-Jan-ter-Biezen en Sint-Sixtusabdij zijn nog herkenbaar : dit zijn delen van het enorme vroeg-middeleeuwse boscomplex dat vroeger de zone bedekte. In de bosresten tussen Sint-Jan-ter-Biezen en Sint-Sixtus zijn een 18de eeuws en een 19de eeuws kasteeltje en cisterziëncerabdij ingeplant. Op de kaarten van Ferraris en Vandermaelen zijn deze boscomplexen groter van oppervlakte en vormen 1 complex. De percelering is meestal op de wegen gericht en dit wijst vermoedelijk op een oude ontginning van het gebied. Het hoevepatroon - waaronder verschillende grote, omgrachte hofsteden - is niet al te dicht en vertegenwoordigt het laat-middeleeuws landgebruik. Ze zijn veelal op de rand van de beekvalleien ingeplant.

De verspreiding van de bebouwing is nog duidelijk herkenbaar volgens Ferraris, want slechts sporadisch zijn er elementen bijgekomen en hoppevelden zijn reeds lang beeldbepalend geweest in dit landbouwgebied (bepaalde delen van het Hoppeland).   

Het was de frontzone in WOI : veel herinneringen aan WOI bewaard zoals talrijke kerkhoven, herdenkingsmonumenten.

Visueel

Je hebt een open landschap met weidse panoramische zichten in vele richtingen en de skyline is meestal topografisch begrensd. Torens en kerken fungeren als landmarks in het landschap.

Het hoppeland is een vlak tot zachtgolvend landbouwgebied met hoppevelden als repetitieve karakteristieke elementen naast overwegend akkers en weiden. Je ziet zeer weinig perceelsrandbegroeiing, er zijn sterk verspreide alleenstaande bebouwing en kleine, lage kerndorpen.

De percelering is kleinschalig, maar regelmatig, zowel blok- als strookvormig. Het grensgebied van Proven en Watou wordt gekenmerkt door een matig dicht bebouwing die voornamelijk geconcentreerd voorkomt in de bewoningskernen. In deze grenszone zijn de landbouwpercelen vrij groot en soms begrensd door bomenrijen. Rond de streek van Abele ten zuiden van Poperinge : vrij hoge concentratie van hoppepercelen, percelen zijn kleiner en strookvormig, minder perceelsrandbegroeiing. De bebouwing is uiterst verspreid. Ook zijn 19de eeuwse kasteeldomeinen aanwezig. (De Lovie, Couthof)

Ruimte en structuur

De hoppevelden en de weg tussen Poperinge en Steenvoorde zijn karakteristieke elementen in het landschap. Hoeves werden verspreid ingeplant en in bepaalde delen van het Hoppeland zoals nabij Poperinge worden hoeves ver van de weg ingeplant. Een typische dreef verbindt de hoeve met de openbare weg en tussen de hoeves en de weg bevinden zich vaak akkerlanden of weides.

Nabij Ieper staan hoeves vaak tegen de openbare weg ingeplant en liggen de landbouwgronden achter de hoeve.

Geologie

Eoceen

        Paleoceen

                   Quartaire deklaag

Fysisch

In het Hoppeland heb je een waterscheidingskam tussen de Ijzer en de Vleterbeek, beekvalleien zonder alluvium. Het reliëf varieert van vlak tot zachtgolvend en in het zuiden stijgen de hoogtelijnen tot 75 meter in de aanloopzone van de West-Vlaamse heuvels toe.

Een waterscheidingskam, die op de lijn Watou - Sint-Sixtus ligt, deelt het gebied waterhuishoudkundig in 2 delen. In het oostelijke deel stromen de hoofdbeken (Vleterbeek, Poperingevaart en Grote Kemmelbeek) volgens een ZW-NO richting. De zijbeken kennen een eerder willekeurig verloop en creëren een zachtgolvend landschap. Het westelijke stuk is op de Ijzer georiënteerd en de afwatering is dan ook overwegen noord tot noordwest gericht.

Bodem

Geologisch gezien kan men dit gebied typeren als een zandleembodem van eolische oorsprong, die rust op kleiformaties. Waar de dikte van de zandleemlaag niet meer is dan 1 meter komt vooral bos voor.

///

Le Pays d'Houblon se situe à la fois en Belgique et en France. Il forme une crête de partage des eaux entre l'Yser et le Vleter Becque, des vallées de ruisseaux sans alluvions, et le relief varie de plat à légèrement ondoyant. Au sud, les courbes de niveau montent jusqu'à 75 mètres à l'approche des collines ouest-flamandes.

D'un point de vue historique

Le Pays d'Houblon est une zone dotée d'un réseau routier et d'un parcellement en grande partie selon la carte de Ferraris. On voit une grande concentration de fermes en briques traditionnelles.

(XVIIIe-XIXe siècles).

Les vestiges d'un important complexe forestier à hauteur de Saint-Jean-aux-Joncs et de l'abbaye Saint-Sixte sont encore reconnaissables : il s'agit de parties de l'énorme complexe forestier datant du haut Moyen Âge qui recouvrait jadis la zone. Dans les vestiges forestiers entre Saint-Jean-aux-Joncs et Saint-Sixte sont implantés un petit château et une abbaye cistercienne des XVIIIe et XIXe siècles. Sur les cartes de Ferraris et Vandermaelen, ces complexes forestiers sont plus grands en superficie et constituent un complexe unique. Le parcellement est généralement axé sur les routes et cela indique probablement une ancienne exploitation de la zone. Le réseau de fermes - dont plusieurs grandes fermes entourées de douves - n'est pas trop dense et représente l'affectation des terres au Moyen Âge tardif. Elles sont d'ordinaire implantées à la périphérie des vallées de ruisseaux.

La répartition de l'urbanisation est encore clairement reconnaissable selon Ferraris, car des éléments ne sont venus s'ajouter que sporadiquement et les champs de houblon sont depuis longtemps visuellement déterminants dans cette zone agricole (certaines parties du Pays d'Houblon).   

C'était le zone du front pendant la Première Guerre mondiale : bon nombre de souvenirs de la Première Guerre mondiale ont été conservés, comme de nombreux cimetières, monuments de commémoration, etc.

D'un point de vue visuel

On a un paysage ouvert avec de vastes vues panoramiques dans de nombreuses directions et l'horizon est en général topographiquement limité. Les tours et les églises font office de repères dans le paysage.

Le Pays d'Houblon est une zone agricole plane à légèrement ondoyante avec des champs de houblon comme éléments caractéristiques répétitifs en plus des champs et prairies prédominants. On voit très peu de végétation en bordure de parcelle, ainsi que des constructions isolées très dispersées et des petits cœurs de villages situés à basse altitude.

Le parcellement est modeste, mais régulier, tant en forme de bloc que de bande. La région frontière de Proven et Watou est caractérisée par une zone de construction moyennement dense qui est principalement concentrée dans les noyaux résidentiels. Dans cette zone frontière, les parcelles agricoles sont assez grandes et parfois bornées par des rangées d'arbres. Autour de la région d'Abele au sud de Poperinge : concentration assez élevée de parcelles de houblon, parcelles plus petites et en forme de bande, moins de végétation en bordure de parcelle. La zone de construction est extrêmement dispersée. On y trouve également des domaines de châteaux du XIXe siècle. (De Lovie, Couthof)

Espace et structure

Les champs de houblon et la route entre Poperinge et Steenvoorde sont des éléments caractéristiques dans le paysage. Les fermes ont été implantées de manière éparse et, dans certaines parties du Pays d'Houblon, comme à proximité de Poperinge, les fermes sont implantées loin de la route. Une drève typique relie la ferme à la voie publique, et entre les fermes et la route, il y a souvent des terres cultivées ou des prairies.

À proximité d'Ypres, les fermes sont en revanche souvent implantées en bordure de voie publique et les terres agricoles se trouvent derrière la ferme.

Géologie

Éocène

        Paléocène

                  Couverture quaternaire

D'un point de vue physique

Dans le Pays d'Houblon, on a une crête de partage des eaux entre l'Yser et le Vleter Becque, des vallées de ruisseaux sans alluvions. Le relief varie de plat à légèrement ondoyant, et au sud, les courbes de niveau montent jusqu'à 75 mètres à l'approche des collines ouest-flamandes.

Une crête de partage des eaux, qui se trouve sur la ligne Watou - Saint-Sixte, scinde la zone en deux parties sur le plan hydrographique. Dans la partie est, les cours d'eau principaux (Vleter Becque, Poperingevaart et Grote Kemmelbeek) coulent selon un sens SO-NE. Les affluents connaissent une évolution plutôt aléatoire et créent un paysage légèrement ondoyant. La partie ouest est orientée vers l'Yser et le drainage est dès lors axé vers le nord - nord-ouest.

Sol

D'un point de vue géologique, on peut qualifier cette zone de sol sablo-limoneux d'origine éolienne qui repose sur des formations argileuses. Là où l'épaisseur de la couche sablo-limoneuse ne dépasse pas 1 mètre, on trouve principalement des forêts.

Landschappelijke systemen /// Système paysager | D0200

Zoek hieronder het landschapseenheid waartoe het behoort en de kenmerken die deel uitmaken van dit landschapssysteem /// Retrouvez l'unité paysagère auquel elle appartient et les entités comprises dans ce système paysager ci-dessous