De Westhoek op z'n best: veel warmte en solidariteit...

Geen verse pistolets of een snelle inkoop voor de inwoners van 31 West-Vlaamse dorpen. Al jaren stellen ze het zonder bakker, slager of superette, maar ruilen met een stadsmus? "Wij wonen hier rustig. En ge went daaraan. Is mijn vlees op, dan smaakt een eitje toch ook?" Hebben de West-Vlamingen nog gemeen, behalve nuchterheid: een broodautomaat, grote diepvriezers en veel solidariteit.

Nieuwkapelle, West-Vlaanderen. In dit polderdorpje tussen hoofdgemeente Diksmuide en Lo-Reninge is het in de zomer een komen en gaan van fietsers en wandelaars, maar op een druilerige herfstdag in november steken zelfs de 452 dorpelingen geen teen naar buiten. De straten rond de kerk zijn leeg, het dorpscafé schakelde een tijd geleden over op het winteruur en het enige geluid dat de inwoners binnen horen, is het getik van regendruppels tegen de ruiten met het rumoer van het plaatselijke schooltje op de achtergrond. Of het moet zijn dat Bart Peeters op de radio net over zijn 'Brood voor morgenvroeg' begint en een volksverhuis naar de broodautomaat onder de kerktoren op gang brengt. Het is 14 uur en er zijn nog 4 broden. Het leven is, ook in Nieuwkapelle, vwo de rappe.

De provincie telt 31 van deze dorpskernen waar zich geen slager, bakker, kruidenier of superette bevindt, goed voor 12,5% van alle West-Vlaamse deelgemeenten. De schuld van de inwoners, die de laatste jaren voor hun inkopen liever naar de stedelijke supermarkten reden? Wellicht niet: meestal ontbrak het gepensioneerde zelfstandigen aan opvolging, of heeft geen enkele kleinhandelaar zich hier ooit willen vestigen. Het provinciebestuur vindt dat gebrek aan handel ongezond, en plant de opkoop van leegstaande panden waarin ondernemers voordelig een zaak kunnen uitbaten. Inwoners betwijfelen of het in hun kleine gemeente, waar ze zich al langer tot creatieve oplossingen moeten wenden, zou werken.

Overlevingsmechanisme

In afwachting van die eerste zaak polsten we in een aantal dorpen naar de overlevingsmechanismen wanneer de eerstvolgende verse pistolet en het bijbehorende klapke in de rij een kilometer of zeven verwijderd zijn. Niet overal doet een nabijgelegen bakker, zoals in Zande met z'n 262 inwoners, immers nog een dagelijkse ronde met vers brood en koffiekoeken. Voor een zelfstandige oudere als de 92-jarige Agnes Martroye, geboren op een plek in Nieuwkapelle waar intussen een parking ligt, is het antwoord simpel: maken dat ze buitenkomt en in één dag zoveel mogelijk proviand inslaat. Natuurlijk herinnert ze zich de tijd dat ze te voet naar de bakker op de hoek of de slager verderop kon. En het ligt niet aan haar geheugen dat ze niet meer weet wanneer die zelfstandigen met pensioen gingen: het is simpelweg te lang geleden. Ze haalt haar schouders op wanneer we vragen of ze de nabijheid van die zaken en het sociaal weefsel mist. Het antwoord is 'nee'. Elke maandag bestelt Agnes een belbus - openbaar vervoer komt hier niet, of het moet de speciaal ingelegde schoolbus zijn - of reserveert ze een zitje in de auto van de buren, richting de wekelijkse markt in Diksmuide. Zo heeft ze bij tijd en wijle niet alleen een babbeltje, maar slaat ze ook brood, vlees en levensmiddelen in voor de rest van de week. "Ik ben gelukkig een zuinige", vertelt de negentiger, terwijl de Spice Girls op de achtergrond uit de radio knallen. "Ik kom daar de hele week mee toe. Een bakker heb ik niet nodig, enkel mijn radio zou ik niet kunnen missen. Daarbij: jonge mensen hebben tegenwoordig vervoer, voor hen is het gemakkelijker om naar de supermarkt te gaan. Zo reken ik soms ook op mijn zoon, die in Alveringem woont. En 't is dikwijls nog profijtelijker ook."

Frietkot

Zo goed als de zuinige Agnes zich uit de slag trekt in haar stille geboortedorp, zo graag zouden de jongere inwoners op zondagochtend te voet 'om pistolets gaan'. Moedig dus, dat Sandra Van De Woestyne (49) en Klaas Vanhoren (33) anderhalf jaar geleden vanuit de stad Brugge verhuisden om in Nieuwkapelles oude jongensschool een eetcafé te beginnen. Hier kijken ze uit op de velden van Diksmuide en tegen alle verwachtingen in boeren ze goed. Maar ze zuchten wanneer we vragen naar de impact van hun verhuis. "Ik heb het er moeilijk mee", geeft Klaas toe. "We kunnen niet zomaar in de straat wat inkopen doen. Zonder auto ben je hier niets. Elke week rijden we naar de Colruyt in Diksmuide (8 kilometer verderop, red.) voor grote boodschappen en intussen vonden we voor onze zaak leveranciers die tot hier willen rijden. Maar we moeten eraan wennen, absoluut. Zelfs Takeaway.com geraakt hier niet (zucht al lachend) en wat ik nog het meest mis, is een frietkot. Maar al bij al weegt voor mij niets op tegen de charme van dit dorpje."

"Op zondagavond, na sluiting en de kuis van de keuken, eten we dus noodgedwongen chips en spekken", voegt Sandra al lachend toe. "Ik denk niet dat het rendabel zou zijn voor een handelaar om hier iets te openen. Maar kijk: het dorp is zo hartelijk, zo familiair, iedereen helpt elkaar. Heel anders dan in de stad. Al zou ik hier zonder de zaak simpelweg niet kunnen blijven. Er ís gewoon niets."
En laat dat 'gewoon niets' voor velen eerder een zegen dan een vloek zijn. Jacqueline Heytens (71) en haar echtgenoot verhuisden 30 jaar geleden van Pittem naar de rust en ruimte van Gijverinkhove, een deelgemeente van Alveringem in de Westhoek, met plek zat voor z'n 326 inwoners. Weilanden en boeren volgen elkaar op zo ver het oog reikt. Jacqueline gruwt van "al die betonnen blokken" in een stadscentrum. "Ik ben graag vogelvrij", zegt ze terwijl ze zich aan de stoof in haar boerderij warmt. "Alle chance dat hier geen supermarkt is." Twee keer probeerde ze de broodautomaat in het dorp en twee keer kreeg ze niets in ruil voor haar geld. Dus rijdt ze een 12-tal kilometer tot in Veurne voor brood en 5 kilometer voor vlees in Leisele. "Meestal koop ik drie broden en vries ik die in, voor vlees en beleg doen we hetzelfde. Vroeger hadden we een klein diepvriesje, maar daar zijt ge hier niks mee. Trouwens: ik ging nooit graag dagelijks naar de bakker. Al die mensen in de rij, dat gepraat over het weer. Waarom moet ik het daarover hebben? Nee, één keer in de week rijden we naar de supermarkt in Veurne om onze auto vol te laden met alles wat we nodig hebben. Dat kost tijd, ja, maar we zijn met pensioen: elke dag is zondag. Wij trekken onze plan, we hebben daarmee leren leven. En als mijn vlees op vrijdag op is? Ja zeg, een eitje smaakt toch ook?"

Voor de noen

Maar niet iedereen kan de wagen nemen of na het werk in de stad een ommetje maken richting supermarkt. "Gelukkig is hier veel solidariteit", klinkt het bij Katrien Philips (54), terwijl ze haar dagelijkse koffietje aan de toog van Sandra en Klaas drinkt. "Onlangs viel een buurvrouw ziek, ze kon nergens meer naartoe. Dus heb ik haar boodschappen gedaan", zegt de vriendelijke dame. "We hebben het nooit anders geweten dan zonder superette of kleinhandel, en de enige reden dat ik er één zou willen, is voor het sociaal contact. Ge wordt echt wel met uw neus op de feiten geduwd dat hier niets, maar dan ook niets is. Op zondag ga ik dus naar Lo om pistolets. Het brood in de Delhaize vind ik zo goed niet, voor dat van de automaat stop ik enkel in nood en vers vlees van de markt steek ik voor de hele week in de diepvries. Maar ge moet buitenkomen, dat is zo. Gelukkig hebben we hier nog een voetbalploeg die veel volk trekt, net zoals het cafeetje op zondag." En wat als Katrien dringend een zak aardappelen of een bus melk nodig heeft? "Dan spring ik opnieuw in mijn auto richting Diksmuide. Ja, je moet wel wat rondrijden en verliest daar tijd mee. En anders heb ik pech." Wanneer Sandra opmerkt dat zij altijd te laat komt voor die broden in de automaat, reageert Katrien: "Omdat ge ook vóór de noen moet gaan!"

Planning is hier alles, en niets is onoverkomelijk, dus. Toch namen Patrick D'hont (64) en Mieke De Jaegher (58) in Schuiferskapelle, deelgemeente van Tielt met meer dan 1.100 zielen, bijna 6 jaar geleden een risico. De kleinhandel stierf hier een stille dood: slagers waren er al een tijd niet meer, de laatste bakker ging net met pensioen en ook de kruidenierswinkel was al een aantal jaar dicht. In ''t Eén en 't Ander' onder de kerk baat het koppel nu de combinatie van een café met een 'depannagewinkel' van 25 vierkante meter uit, waar het intussen meer dan 1.000 producten verkoopt: droge voeding, waspoeder, vuilniszakken, wenskaartjes, brood, bereide gerechten. Kaas en hesp zijn er de bestsellers, en op een gemiddelde weekenddag komt hier 200 tot 250 man over de vloer. Drie keer per week rijdt Mieke naar de Colruyt om kleinschalig in te kopen. Intussen kan ze perfect inschatten hoeveel ze nodig heeft zonder achteraf te veel te moeten weggooien. Blijft er paté over, serveren ze die op een plankje in het café.

Snelkookrijst

Intussen voelt Mieke de impact, zo vertelt ze terwijl ze verschillende klanten om 18 uur nog van een pakje sigaretten of een doos snelkookrijst voorziet. "Jong en oud passeert hier, zelfs kinderen met een boodschappenlijstje. Goed, vaak zijn het bezoekers die niet meer dan een pakje suiker komen halen. Maar de minder mobiele ouderen komen hier speciaal uit loyaliteit. Omdat ze willen dat we blijven bestaan, zeggen ze. Wiens fout het is, dat iedereen wegtrekt? Dat kan niemand zeggen. Mensen volgen nu eenmaal maatschappelijke tendensen. En stilaan komen de jongeren weer terug. Terwijl supermarkten zich in steden blijven concentreren, is er een duidelijke nood in kleine dorpen. Ik zag Kapelle weer opleven. Enkel een café, een winkel en een school zorgen voor wat sociale binding. Zeker op zondag komen de mensen hier elkaar in de rij weer tegen. Neem dat weg, en dat wordt hier opnieuw een slaapdorp.
Date de publication
22-11-2024
Langue(s) :
Néerlandais; flamand
Outils de conseils :
Non
Outils de découverte :
Non
IDENTIFIANT :
47512
Mis en ligne par :
Jonas POLIN
Date de création :
03/12/2019
Date de mise à jour :
08/10/2020