De kom van Lampernisse is gelegen op het grondgebied van Alveringem, Diksmuide en een klein deel van Veurne (West-Vlaanderen). Het gebied ligt in de West-Vlaamse polders van Veurne-Ambacht en omvat een aantal kreekruggen en komgronden in de kom van Lampernisse. Dit gebied, Lampernisse en Alveringem zijn beschermd als landschap. Binnen dit gebied bevinden zich verschillende monumenten zoals beschermde hoeves en ook een monument beschermde commandopost.

Historisch

Het gebied te Lampernisse, gelegen aan de landzijde van de in de 10de eeuw opgeworpen Oude Zeedijk, is een bijzonder goede weergave van het middeleeuwse landschap gekenmerkt door grote komgrondgebieden met grillig perceleringspatroon en ontelbare grachten, versneden door de zandige geulafzettingen waarop zich de bewoning vestigde. De fysische structuur van dit "Oudland" was de bepalende factor voor de verdere evolutie van de bewoning in de volle en late middeleeuwen.

Zo werden tot in de 12de eeuw de hogere zandige gronden opgezocht. De bewoning van de dorpskern ontwikkelde zich op een smalle kronkelende zandafzetting. Dit verklaart nu nog altijd het lintvormige bewoningsareaal, dat na de wederopbouw na de oorlog 1914/18 gerespecteerd werd. In de 13de-14de eeuw werden heel wat bedrijven voor veehouderij ingeplant op de lagergelegen komgronden, als gevolg van de toen heersende vraag naar voedsel vanuit de omringende steden. Het betreft de hoeven met walgracht, een landelijke bewoningsvorm typisch voor het toenmalige West-Europa. Ten gevolge van de economische crisis in de 14de en 15de eeuw werden deze sites verlaten. Het meest indrukwekkende voorbeeld van dergelijke site met walgracht, zowel naar grootte als naar gaafheid, is het 'Leenhof ter Wissche' gelegen aan de rand van een zandige geul, de huidige Visserstraat, ontstaan door verscheidene bewoningsfasen vanaf de 9de eeuw tot einde 14de eeuw. Omwille van het bestendig graslandgebruik zijn de relicten van deze sites uitstekend bewaard gebleven en vormen ze een unieke getuigenis van de middeleeuwse ontginningsgeschiedenis van onze kuststreek. Bovendien is hier ook de oorspronkelijke 13de-15de-eeuwse kadastrale organisatie grotendeels bewaard gebleven, wat vrij uniek is.

Visueel

De grote herkenbaarheid van de historiciteit van het gebied gekenmerkt door een hoge gaafheid. Het manifesteert zich als een open wijdse vlakte, gekenmerkt door een uitgesproken microreliëf en een grillig percelering- en afwateringspatroon. Anderzijds zijn de pittoreske, kleine dorpskern van Lampernisse met hoge beplanting rond de kerk en de pastorie, alsook de verspreide landelijke bewoning met erfbeplantingen beeldbepalende elementen voor dit uitgesproken open polderlandschap.

Ruimte en structuur

Onregelmatige wateringen zorgen voor grillige perceelstructuur. De fysische structuur van dit "Oudland" was de bepalende factor voor de verdere evolutie van de bewoning in de volle en late middeleeuwen. Zo werden tot in de 12de eeuw de hogere zandige gronden opgezocht. De bewoning van de dorpskern ontwikkelde zich op een smalle kronkelende zandafzetting. Dit verklaart nu nog altijd het lintvormige bewoningsareaal, dat na de wederopbouw na de oorlog 1914/18 gerespecteerd werd. In de 13de-14de eeuw werden heel wat bedrijven voor veehouderij ingeplant op de lagergelegen komgronden, als gevolg van de toen heersende vraag naar voedsel vanuit de omringende steden. In het gebied zijn nog restanten te vinden van hoeves die in de komgronden gelegen zijn.

Geologie

Quartair

         Holoceen

                   Zand en Klei

Fysisch

De biologische waarde van de Oudlandpolders van Lampernisse wordt bepaald door een bijzondere soortenrijkdom aan de water- en moerasvegetaties, voor West-Vlaanderen is dit unieke waterfauna, zeldzame broed- en standvogels en één van de belanrijke refuges in de Ijzervallei voor doortrekkers en wintergasten. Van floristisch belang zijn de plaatselijk vochtige tot natte delen van de graslandcomplexen, de water- en oevervegetaties van de poldervaarten, sloten en veedrinkpoelen Dit zorgt ervoor dat er een bijzonder aantal Rode lijstsoorten voorkomen in dit gebied.

Bodem

De specifieke geologisch-bodemkundige gesteldheid van het gebied evenals door zijn bijzonder biologisch belang. Het Oudlandcomplex van Lampemisse vormt een bijzonder zeldzame fysische entiteit in de Belgische poldervlakte, westelijk begrensd door het dagzomend Zandleemgebied van het laagplateau van Izenberge, en oostelijk begrensd door de Oude Zeedijk, grens met de Middellandpolders. De geulgronden langsheen de Grote Ijzerbeek verwijzen naar de voormalige mariene activiteit van een belangrijke getijdengeul in het gebied, met name de paleovallei van de Ijzer. Het voorkomen van specifieke daarmee geassocieerde geulgronden is in deze regio een zeldzaamheid. In tegenstelling tot vele andere poldergebieden hebben de komgronden van de Oudlandpolders hun zoet hydrologisch karakter behouden. Deze bijzondere geologisch-hydrologische-bodemkundige waarde van het gebied bepaald door zijn vormingsgeschiedenis omvat tevens een grote informatieve wetenschappelijke waarde.

///

La Cuvette de Lampernisse couvre les territoires d'Alveringem et de Dixmude, ainsi qu'une petite partie de Furnes (Flandre occidentale). La zone se situe dans les polders ouest-flamands de Furnes-Ambacht et comprend un certain nombre de dorsales et de sols fluviatiles dans la Cuvette de Lampernisse. Cette zone, Lampernisse et Alveringem sont des paysages protégés. Dans cette zone, on trouve plusieurs monuments, tels que des fermes protégées, ainsi qu'un poste de commandement protégé.

D'un point de vue historique

La zone de Lampernisse, située le long de l'Oude Zeedijk (ancienne digue de mer) érigée au Xe siècle, est une représentation particulièrement bonne du paysage médiéval caractérisé par de grandes cuvettes au schéma de parcellement instable et aux innombrables canaux, entrecoupées par les sédimentations sableuses des canaux sur lesquelles l'habitat s'est établi. La structure physique de cet « Oudland » (polders anciens) a été le facteur déterminant de l'évolution ultérieure de l'habitat au Moyen Âge central et tardif.

Ainsi, les sols sablonneux plus hauts ont été recherchés jusqu'au XIIe siècle. L'habitat du centre du village s'est développé sur une sédimentation sableuse sinueuse et étroite. Cela explique toujours la surface d'habitation linéaire respectée après la reconstruction suite à la guerre de 1914-1918. Aux XIIIe et XIVe siècles, bon nombre d'exploitations ont été implantées pour l'élevage sur des sols fluviatiles plus bas, en conséquence de la demande dominante de nourriture émanant des villes environnantes. Cela concerne les fermes avec douve, une forme d'habitat rural typique de l'Europe occidentale de l'époque. Suite à la crise économique survenue aux XIVe et XVe siècles, ces sites ont été abandonnés. L'exemple le plus impressionnant d'un tel site avec douve, tant en taille qu'en intégrité, est le « Leenhof ter Wissche » situé en bordure d'un canal sableux, l'actuelle Visserstraat, qui résulte de différentes phases d'occupation du IXe siècle à la fin du XIVe siècle. En raison de l'affectation permanente des prairies, les reliques de ces sites sont restées extrêmement bien conservées et constituent un témoignage unique de l'histoire de l'exploitation médiévale de notre littoral. En outre, il y a ici aussi l'organisation cadastrale originale des XIIIe-XVe siècles qui est restée en grande partie conservée, ce qui est plutôt unique.

D'un point de vue visuel

Grande reconnaissance de l'historicité de la zone caractérisée par une intégrité élevée. Cela se manifeste par une vaste plaine ouverte, caractérisée par un microrelief marqué et un schéma de parcellement et de drainage instable. Par ailleurs, le petit centre pittoresque du village de Lampernisse, doté d'une végétation élevée autour de l'église et du presbytère, ainsi que l'habitat rural épars avec plantations de terrains sont des éléments visuellement déterminants pour ce paysage de polder ouvert et marqué.

Espace et structure

Des wateringues irrégulières offrent une structure parcellaire instable. La structure physique de cet « Oudland » (polders anciens) a été le facteur déterminant de l'évolution ultérieure de l'habitat au Moyen Âge central et tardif. Ainsi, les sols sablonneux plus hauts ont été recherchés jusqu'au XIIe siècle. L'habitat du centre du village s'est développé sur une sédimentation sableuse sinueuse et étroite. Cela explique toujours la surface d'habitation linéaire respectée après la reconstruction suite à la guerre de 1914-1918. Aux XIIIe et XIVe siècles, bon nombre d'exploitations ont été implantées pour l'élevage sur des sols fluviatiles plus bas, en conséquence de la demande dominante de nourriture émanant des villes environnantes. Dans cette zone, on trouve encore des vestiges de fermes situées sur des sols fluviatiles.

Géologie

Quaternaire

            Holocène

                     Sable et argile

D'un point de vue physique

La valeur biologique des anciens polders (Oudland) de Lampernisse est déterminée par une richesse particulière d'espèces de végétations d'eau et de marais. Pour la Flandre occidentale, c'est une faune aquatique unique, des oiseaux nicheurs et résidents annuels et l'un des principaux refuges dans la vallée de l'Yser pour les migrateurs de passage et les hôtes d'hiver. Sont d'une importance floristique les parties localement humides à mouillées des complexes de prairies, les végétations d'eau et de berges des canaux de polders, fossés et mares à bétail. Cela garantit la présence d'un nombre particulier d'espèces placées sur la liste rouge dans cette zone.

Sol

Les conditions géologiques et pédologiques spécifiques de la zone et son importance biologique particulière. Le complexe des polders anciens (Oudland) de Lampernisse forme une entité physique particulièrement rare dans la plaine des polders belges, bordée à l'ouest par la partie sablo-limoneuse affleurante du bas plateau d'Izenberge et à l'est par l'Oude Zeedijk, frontière avec les polders moyens (Middelland). Les sols de chenaux le long du Grote Ijzerbeek font référence à l'ancienne activité marine d'une crique importante dans la zone, à savoir la paléovallée de l'Yser. La présence de sols de chenaux spécifiques y associés est rare dans cette région. Contrairement à de nombreux autres polders, les sols fluviatiles des polders anciens (Oudland) ont conservé leur caractère hydrologique doux. Cette valeur géologique, hydrologique et pédologique particulière de la zone déterminée par l'histoire de sa formation a également une grande valeur scientifique informative.

Landschappelijke entiteiten /// Entité paysagère | B0501

Zoek hieronder het landschapssysteem waartoe het behoort en de andere landschapselementen in dit systeem /// Retrouvez le système paysager auquel elle appartient et les autres entités paysagères de ce système ci-dessous